Overwinning

Het zwarte vlak zag er donker en diep uit, alsof ik erdoorheen kon vallen. Ik was bang om overmeesterd te worden, maar ik moest ondanks mijn tegenzin een stap zetten op dit zwarte verschrikkelijke vlak en het als mijn nieuwe standplaats aannemen voor de komende enkele minuten. Als ik rillingen had kunnen hebben, dan gierden deze door mijn lijf en als ik zweet had kunnen produceren, dan was mijn rug doorweekt.
Ik zag hoe het paard over het zwart en wit galoppeerde. Hij was niet bang, het was een dapper paard. Hij liet zich meevoeren door de wind die werd veroorzaakt door een nog grotere kracht en hij nam alles aan zoals het gebeurde. Het paard bleef staan waar hij stond en er veranderde niet veel. Nog niet. Ik stond nu naast de toren.
Voor mij was een angstaanjagende opening te zien en in gedachte zag ik de koningin al aan komen lopen. En dan zou de koning volgen. Die twee waren bijna altijd samen. Ik was op mijn hoede voor de koning, niks was erger dan recht tegenover hem staan. Ik probeerde me te verschuilen achter de toren, maar een kracht dwong mij om van koers te veranderen. Ik zag ze aan komen lopen, zij die liepen.
In de verte zag ik de koningin en ik maakte me sterk om er tegen in te gaan. Maar het was niet aan mij. Ik wilde schreeuwen dat dit niet de juiste zet was, dat het anders moest. Maar er kwam geen geluid uit mij. Al die jaren, vanaf het moment dat ik op deze wereld was gezet, had ik me geprobeerd te verzetten tegen die onnozele krachten die niet wisten hoe het nou werkelijk werkte. Maar ik kon me niet verzetten. Ik moest volgen en mijn lot accepteren. Elke keer weer. En meestal belandde ik dan naast het slagveld, alsof ik niks was. Enkel een onbelangrijk detail waarmee de rest gered kon worden. Ik was niet de enige waarmee dit gebeurde, maar ik had het gevoel dat het de anderen niks kon schelen. Ze wilden niet met mij communiceren, dus stond ik er alleen voor. Ik wilde ook belangrijk zijn, dat ze om mij rouwden als ik van het veld geslagen werd. Ze rouwden slechts een fractie van een gedachte om mij, omdat ze dan een man minder hadden. Maar heel erg vonden ze het niet. Dat soort dingen gebeurden nou eenmaal. Maar de zeldzamere manlieden, die wilden ze niet verliezen. Daar werd om gerouwd alsof het henzelf betrof.
Het laatste paard werd verslagen en verliet het slagveld. Ik voelde een vlaag van trots voorbij komen, omdat ik de paarden had overleefd. Er waren nog twee anderen van mijn soort en ik behoorde dus tot de laatste drie. Verder waren zij die liepen er nog en mijn koning en koningin. Een toren stond zwijgzaam de activiteiten te bekijken van een afstandje. De mannen van de andere partij werden verslagen door mijn koningin. Ik was trots op haar, maar ook jaloers. Ik versloeg altijd alleen maar de vijanden van mijn eigen soort. Een enkele keer had ik een paard van de tegenpartij verslagen. Als ik had kunnen springen, had ik een gat in de lucht gesprongen, maar het bleef toen bij een overweldigende vlaag van blijdschap.
Ik keek toe hoe de toren vernietigd werd. Onze toren. Ik had me er achter verscholen, maar nu was hij weg. Opeens zag ik de koningin recht tegenover mij staan en ik werd bang. Ze kon nu elk moment op me af komen. Mijn koningin en degene die liep konden mij redden door zichzelf of te offeren, maar dat zouden ze nooit doen. Ik was tenslotte onbelangrijker dan zij.
Opeens zag ik rechts van mij een man van de tegenpartij. Ik stormde op hem af en versloeg hem! Ik was nu uit het zicht van de koningin, maar in het zicht van de koning. Hij stond een stukje van mij vandaan, maar een toren van de andere partij stond tussen ons in. Door mijn aanval op mijn vijand om mezelf te beschermen, was de koning van de tegenpartij bloot komen te staan en stond hij nu oog in oog met mijn koningin. De toren die tussen mij en hun koning in stond, versloeg onze koningin. Het gevoel van angst dat mij wilde overtreffen, verdween al snel toen het besef langzaam tot me doordrong dat ik nu schuin tegenover de koning stond. Hij was kwetsbaar, bloot en kon geen kant op. Ik bereidde me voor op de aanval die voor mij een overwinning zou betekenen. Een overwinning die ik nog nooit had bereikt.
Ik, als onbelangrijk schaakstuk, slechts een pion, zou de koning verslaan. Ik nam, gevuld met geluk, het vak in waar de koning zojuist had gestaan en deze verdween buiten het slagveld. In gedachten hoorde ik de overige overlevende voor mij klappen, maar in werkelijkheid was het stil. Ik had de koning verslagen en berekende mezelf niet meer tot de minderen.

© Lotte Keizer, 2009

Lotte

Leave a Reply

Your email address will not be published.