Een huis vol verhalen

Voor de tweede keer deze maand bel ik aan bij het huis van meneer de Zwart. Ik weet inmiddels waar ik mijn jas moet ophangen. Hij zet koffie, terwijl ik de inhoud van de open kasten in zijn woonkamer bekijk. De vorige keer gaf hij me een uitgebreide rondleiding door zijn huis, dat meer doet denken aan een museum. Na afloop had ik nog steeds niet alle spullen die hij van zijn vele reizen mee heeft genomen bewonderd. Achter de open keukendeur ontdek ik in de muur een glazen vitrine. Deze staat vol met oude speelgoedautootjes. Meneer de Zwart doet het vitrine-lichtje aan en vertelt me de verhalen achter het oude speelgoed. In de jaren zeventig vond hij in een Fries dorp, in een winkel vol oude spullen, een klein Engels politiewagentje. De verkoper vroeg er 20 gulden voor. Belachelijk, vond de Zwart. De verkoper verzekerde hem er van dat het autootje buiten de winkel wel 300 gulden waard was. “Maar we zijn nu hier,” antwoordde de Zwart. Toch wilde de verkoper het wagentje voor geen stuiver minder kwijt. Jaren later waren er monteurs bij meneer de Zwart over de vloer. Eén daarvan merkte het politieautootje op. “Ik geef u er 300 euro voor,” had de monteur gezegd.

“Alle koeken zijn op,” zegt de Zwart, terwijl ik op de bank zit en om me heen kijk. De verhalen achter de landschapsfoto’s aan de muur had hij me de vorige keer verteld. De meeste zijn gemaakt door zijn vrouw, die 2,5 jaar geleden is overleden. Ze zijn gemaakt tijdens de vele reizen die ze samen hebben gemaakt. Ik lach. “Geeft niks, hoor.” Even later komt meneer de Zwart met een doosje eivormige bonbons de woonkamer binnen. “Deze zijn denk ik lekkerder dan de paaseitjes van de Albert Heijn.” Ik proef een witte. Hij heeft gelijk.

Meneer de Zwart vertelt me de verhalen van mensen die hij de afgelopen week in Groningen is tegengekomen. Eén van die mensen is als tweejarig kind tijdens de Hongerwinter in 1945 met de boot in Groningen terecht gekomen. Eigenlijk was het kindertransport niet voor kinderen onder de zes jaar. Maar radeloze moeders bedachten in die tijd allerlei manieren om hun kind in het voedselrijke Noorden te krijgen. Het kind Ceesje kwam terecht in een kinderhuis in Haren (Groningen). Het kinderhuis was opgezet door een stel net afgestudeerde vrouwen die iets wilden bijdragen.  Ceesje overleefde de verschrikkelijke winter van 1945 en werd zelfs weer met zijn moeder herenigd. Een ander verhaal ging over de dochter van een verzetsheld. Meneer de Zwart toont me een foto van een moeder die achter een kinderwagen staat. In de kinderwagen ligt een baby. “Dat is haar, die baby,” zegt de meneer de Zwart. “En onder haar liggen allemaal wapens verborgen.” De vader van die baby werd niet lang daarna vermoord door de Duitsers.

Dan wil ik het graag over meneer de Zwart zijn eigen verhalen hebben. Hoe het was op de boot, die hem tijdens de Hongerwinter in drie weken tijd van Den Haag naar Groningen bracht. Donker, dat was het. Hij herinnert zich geen vrienden. Alle kinderen waren meer bezig met hoeveel eten de ander meer had dan zijzelf.

Op zolder laat hij me digitale foto’s zien van hemzelf als baby en foto’s van zijn ouders. Moeiteloos navigeert hij op zijn Mac van het ene naar het andere venster. Hij snapt dat apparaat nog beter dan ik. De zolder is groot en licht. Het staat er vol met spullen die nog uitgezocht moeten worden. Maar alle tijd van de wereld heeft de 82-jarige meneer de Zwart daarvoor niet. Over twee maanden gaat hij op reis. Niet alleen als toerist, maar vooral als reisleider. Daarvoor moet hij nog veel onderzoek doen naar de verhalen van de te bezoeken landen. Verder krijgt hij regelmatig bezoek en staat hij ‘s ochtends al vroeg in de keuken. Meneer de Zwart houdt een eigen website bij. Hij reist het land af om zijn verhaal aan anderen te vertellen. Meneer de Zwart heeft zijn agenda nodig bij het maken van een afspraak. Die staat namelijk bomvol andere afspraken.

Het is tijd om te gaan. Meneer de Zwart moet nog het dessert af maken dat hij vanavond voor zijn gasten zal opdienen. “Als het eten mislukt, is er in elk geval altijd nog een toetje,” zegt hij. Als we voor de voordeur staan, loopt meneer de Zwart naar het kleine voortuintje naast zijn oprit. Ik pak mijn fiets en meneer de Zwart vertelt het verhaal achter een klein eenzaam plantje dat tussen een aantal andere planten groeit. Het plantje groeit alleen op de grens van Israël. Maar ook in zijn tuin.

Lotte

Leave a Reply

Your email address will not be published.